Soms denk ik dat de mooiste plekken beginnen waar de bewegwijzering ophoudt. Niet omdat er niets meer is, maar omdat niemand de moeite neemt te stoppen. De grens tussen België en Nederland is zo’n plek. Geen spectaculaire bergen of azuurblauwe baaien natuurlijk, maar wél dat trage, kabbelende landschap waar de tijd net iets langzamer lijkt te gaan. Geen plek voor haastige citytrips of bucketlist-avonturen. Wel voor wie op zoek is naar het soort rust waar je oren eerst even aan moeten wennen.

De grensstreek is zo’n rare tussenzone. Je weet vaak niet precies waar je bent. De straatnamen veranderen, je betaalt ineens voor een toilet, en dan zie je weer zo’n typisch Vlaams huis met een afbladderende gevel en een hond die de hele dag naar een hek blaft. Maar juist die verwarring maakt het spannend. Je bent nergens en overal tegelijk.

Afgelopen voorjaar heb ik een paar dagen doorgebracht in zo’n niemandsgebied, ergens tussen Turnhout en Valkenswaard. En het grappige is: ik wist eigenlijk niet waar ik sliep. Letterlijk. De caravan waarin ik terechtkwam stond op een verlaten terrein dat ooit een soort mini-vakantiepark was geweest. Geen receptie meer, geen zwembad, maar wel acht verschillende soorten stoelen om uit te kiezen, allemaal net iets kapot. Heerlijk.

Wat me vooral trof, was hoe deze oude stacaravan nog vol zat met restjes leven. Een klapper met fietsroutes van 1998. Stickers van Plopsaland op het raam. Een kruik in de vorm van een kikker. Alsof iemand gewoon even boodschappen ging doen en nooit meer terugkwam. Er zit iets treurigs in, maar ook iets ontzettend echts. Geen hippe tiny house-glamour, geen douche met ledverlichting. Gewoon een plek om te zijn.

Dat soort plekken vind je verrassend veel in de Benelux. Zeker in die grenszones waar de verrommeling net niet compleet is. Oude campings waar nog net genoeg stroom is om een waterkoker aan de praat te krijgen. Kleine terreinen die ooit bedoeld waren voor seizoensverhuur en nu stilletjes wachten op… ja, op wat eigenlijk?

Sommige van die plekken verdwijnen langzaam. Andere worden gekocht door mensen die er wel wat in zien. Je hebt tegenwoordig bedrijven zoals wijkopenstacaravans.nl die tweedehands chalets en stacaravans inkopen als de kwaliteit nog geod is. Geen grote reclamecampagnes of hippe branding, maar gewoon praktische herbestemming. Soms komt zo’n oude sleurhut terecht op een boerderij. Soms wordt-ie opgeknapt en verhuurd aan kunstenaars of schrijvers die ergens in stilte willen verdwalen. En soms verdwijnt-ie gewoon stilletjes achter een loods.

En weet je? Daar zit een verhaal in. Een verhaal van verplaatsing, van nieuwe invulling. Van iets ouds dat nog niet klaar is met bestaan. Juist omdat het niet perfect is. Juist omdat het geen airco of jacuzzi heeft. Soms moet iets een beetje wringen voordat het goed voelt.

Tijdens mijn verblijf had ik geen buren. Geen wifi ook. De nachten waren donker. Echt donker. Je hoort weer hoe stilte klinkt als je niet elk uur een notificatie krijgt. En je gaat anders kijken. Naar het mos op het dak. Naar de schaduw van een boom op het raam. Naar hoe koffie smaakt uit een gebarsten mok met de tekst “Hier woon ik”.

Wat ik meeneem van die dagen, is dat reizen niet altijd iets nieuws hoeft te zijn. Soms is het juist waardevol om stil te staan bij het oude. Het versleten. Het halfvergeten. En om daar een nachtje in te slapen. Letterlijk en figuurlijk.

Dus als je zin hebt in iets anders dan anders, kijk dan niet verder. Kijk juist dichterbij. Naar die rafelrand tussen België en Nederland. Naar plekken waar niemand op zit te wachten, maar waar je tóch welkom bent. En wie weet? Misschien slaap jij binnenkort ook in een caravan waar het bestek nog in de lade klappert en de radio alleen zenders uit Luik ontvangt. Gewoon, omdat het kan.